dcsimg

Tn̂g-kak-lêng ( Nan )

provided by wikipedia emerging languages

Tn̂g-kak-lêng (Hàn-jī: 長角蛉; Eng-gí: owl-fly), koh hō-chò tia̍p-kak-lêng (蝶角蛉), kui-sio̍k-tī me̍h-si̍t-ba̍k (脈翅目; Neuroptera) tn̂g-kak-lêng-kho (長角蛉科; Ascalaphidae).

Tn̂g-kak-lêng seⁿ tit kah chhân-iⁿ chiok sêng--ê, chiâⁿ-chē lâng ē kā ngō·-jīm. I kap chhân-iⁿ siāng bêng-hián bô-kâng ê só·-chāi sī i ê chhio̍k-kak kap bóe-ia̍h-á--ê lūi-sū, seⁿ tit tn̂g-tn̂g, lóng-sī sio̍k-î kún-á-hêng he̍k chhiū-ki-hêng ê chhio̍k-kak. Tn̂g-kak-lêng ji̍t--sî bi̍h-tī chhiū-á-ki hioh-khún, mô·-hóng chò chhiū-á-ki, êng-àm-sî--á chiah poe chhut--lâi chhōe-chia̍h, chit-tiám mā kah chhân-iⁿ bô-kâng.

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia authors and editors

Аскалафтар ( Kirghiz; Kyrgyz )

provided by wikipedia emerging languages
 src=
Libelloides coccajus.

Аскалафтар (лат. Ascalaphidae) — кумурскалардын бир тукуму.

Колдонулган адабияттар

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia жазуучу жана редактор

Vlinderhaften ( Dutch; Flemish )

provided by wikipedia NL

Vlinderhaften,[1] ook wel bastaardlibellen of libelgaasvliegen[2] (Ascalaphidae) zijn een familie van insecten uit de orde netvleugeligen (Neuroptera). Er zijn ongeveer 430 soorten bekend, verdeeld in drie onderfamilies.

Vlinderhaften worden in vergelijking met andere vliegende insecten vrij groot en hebben lange vleugels waarmee ze snel kunnen vliegen. Tropische soorten lijken vaak op libellen vanwege de smalle en transparante vleugels. Deze zijn bij sommige soorten driehoekig van vorm en hebben gekleurde vlakken zodat de haften aan vlinders doen denken. Veel Europese soorten hebben dergelijke bonte kleuren en worden hier beschouwd als de mooiste netvleugelige insecten.[3]

Vlinderhaften leven in warme gebieden en zijn als volwassen insect alleen actief in de zomer. De larven en de volwassen exemplaren zijn carnivoor en jagen op andere insecten. De volwassen dieren zijn goede vliegers die hun prooien in de lucht vangen en opeten. Ze worden beschouwd als nuttige insecten omdat ze veel planteneters opruimen. Vlinderhaften zijn in Europa aangetroffen tot in delen van zuidelijk Duitsland, ze komen niet voor in België en Nederland.

Naamgeving

Vlinderhaften hebben een verwarrende naam, ze behoren niet tot de vlinders en eveneens niet tot de haften. Ook de Nederlandstalige namen libelgaasvliegen en bastaardlibellen worden wel gebruikt, maar vooral de libellen en de vlinders en in mindere mate de gaasvliegen zijn niet direct verwant. Vlinderhaften behoren net zoals de gaasvliegen tot de netvleugeligen (Neuroptera). Uiterlijk lijken ze meer op een libel maar ook aan deze groep zijn ze niet verwant. Vlinderhaften zijn wel familie van de mierenleeuwen. Van alle voornoemde groepen zijn vlinderhaften echter eenvoudig te onderscheiden door naar de antennes te kijken; deze zijn relatief zeer lang en dun en eindigen altijd in een knots. Mannetjes zijn van de vrouwtjes te onderscheiden door twee verlengde achterlijfsaanhangsels of cerci.

Ook in de Duitse taal wordt de naam vlinderhaften gebruikt; schmetterlingshafte. In andere talen staan de vlinderhaften onder verschillende namen bekend. In de Engelse taal worden ze aangeduid met 'owl flies', dat uil-vliegen betekent. In het Zweeds wordt de naam 'Fjärilsländor' gebruikt, dat vlinder-libellen betekent.

Verspreiding en habitat

 src=
Europese soorten hebben vaak bonte kleuren, afgebeeld is Libelloides macaronius.

De meeste soorten leven in tropische gebieden.[3] Vlinderhaften zijn sterk warmteminnend, ze zijn alleen te zien gedurende de zomer. In veel noordelijk gelegen werelddelen komen ze alleen zuidelijk voor, zoals in Noord-Amerika. Ook in Europa komen vlinderhaften vooral voor in het zuiden rond het Middellandse Zeegebied. In Europa komen sommige soorten voor tot in zuidelijk Duitsland. Van de gewone vlinderhaft (Libelloides coccajus) zijn geïsoleerde populaties rond de Franse stad Parijs bekend. In België en Nederland komen geen soorten voor.

In sommige landen is het onduidelijk of vlinderhaften voorkomen. Van de gewone vlinderhaft bijvoorbeeld zijn in het verleden waarnemingen uit Slowakije bekend, maar het is onwaarschijnlijk dat de soort hier tegenwoordig nog voorkomt. Ook in Polen zijn vroeger wel vlinderhaften beschreven maar tegenwoordig komen zij hier niet meer voor.[4]

Wereldwijd leven er ongeveer 430 bekende soorten, die soms alleen in een bepaald gebied voorkomen. In Australië komen ongeveer 40 soorten voor.[5]

Vlinderhaften leven in warme, begroeide gebieden en komen vooral voor in bossen en in graslanden.[6] De soort Libelloides longicornis is sterk warmteminnend. Enkele soorten prefereren andere biotopen, zoals Libelloides coccajus, die een voorkeur heeft voor stenige berghellingen.[7]

Uiterlijke kenmerken

 src=
Belangrijkste lichaamsdelen van een vlinderhaft, afgebeeld is de soort Suhpalacsa barrowensis.
A = Kop
B = Borststuk
C = Achterlijf
1 = Antenne
2 = Oog
3 = Borstschild
4 = voorvleugel
5 = Pterostigma
6 = Achtervleugel
7 = Achterlijfspunt

Vlinderhaften kunnen relatief groot worden, het lichaam bereikt vaak een lengte van ongeveer 40 millimeter. De voorvleugellengte loopt uiteen van ongeveer 15 tot 60 millimeter.

Het lichaam van een vlinderhaft bestaat uit drie delen, die in tegenstelling tot andere insectengroepen makkelijk te onderscheiden zijn. De kop is altijd sterk behaard en draagt twee duidelijke antennes. Het borststuk draagt de poten en vleugels, en het achterlijf is het grootst.

Kop

 src=
Detail van de kop van Ascalaphus sinister, de rand door de ogen is duidelijk te zien.

De antennes zijn erg lang, bijna net zo lang als het lichaam zelf. De antennes zijn ook zeer dun, dit antennetype wordt wel filiform (draadvormig) genoemd. Aan het uiteinde van de antenne is een knotsvormige verdikking aanwezig. Bij sommige soorten valt het antenne-uiteinde goed op vanwege een afwijkende kleur. De soort Albardia furcata is een uitzondering, deze soort is de enige uit de onderfamilie Albardiinae en heeft vrij korte antennes met een relatief groot knotsvormig uiteinde. De antennes spelen een belangrijke rol bij het waarnemen van soortgenoten.

De facetogen van vlinderhaften zijn relatief groot en rond en bestaan uit kleine deeloogjes ( ommatidiën). Bij de meeste vlinderhaften hebben de ogen een gekromde, op een rimpel gelijkende rand dwars door het oog zodat het oog in tweeën wordt verdeeld. De enige uitzonderingen zijn de soorten uit de onderfamilie Haplogeniinae en de enige soort uit de onderfamilie Albardiinae[8]. Veel insecten waaronder ook veel netvleugeligen waartoe de vlinderhaften behoren, hebben drie kleine oogjes (ocelli) boven op de kop. Bij de vlinderhaften ontbreken deze altijd.

Vlinderhaften kunnen ultraviolet licht waarnemen en anticiperen hierop.[9]

Borststuk

 src=
Het borststuk draagt de poten en de vleugels.

Het borststuk draagt de poten aan de onderzijde en de vleugels aan de bovenzijde. Het borststuk is sterk behaard, aan de bovenzijde wordt het beschermd door een verharde plaat.

De poten zijn relatief kort en dik, en sterk behaard. De poten zijn voorzien van kleine uitsteekseltjes die de sporen worden genoemd. Aan de scheen (tibia) zijn vergrote sporen aanwezig. Aan het uiteinde van de poten zijn de tarci aanwezig, dit zijn kleine klauwtjes die dienen om zich vast te hechten. De tarsi van de vlinderhaften zijn zeer krachtig.

De vleugels zijn meestal doorzichtig, vooral bij nachtactieve soorten. Dagactieve soorten hebben soms gekleurde vleugels, vaak komen gele en bruine kleuren voor. In westelijk Europa zijn veel dagactieve soorten voorzien van karakteristieke, zwavelgele kleuren. De vleugels zijn nooit helemaal gekleurd maar vooral aan de vleugelbasis of juist de vleugelpunt.[6] De kleuren worden veroorzaakt door kleine haartjes, en niet door schubben zoals bij vlinders het geval is. De voorvleugel is altijd langer en smaller dan de achtervleugel. Iedere vleugel draagt een gekleurde cel aan de buitenrand, deze vlek wordt het pterostigma genoemd. Het pterostigma is wat zwaarder dan de omliggende vleugelcellen en dient als balans; het vervult een rol bij het vliegen. Vlak bij het pterostigma is de hypostigmatische cel gelegen, dit is een wat langere vleugelcel. In vergelijking met andere netvleugeligen is het hypostigma echter relatief kort.[10] Net als de meeste netvleugeligen zijn de vleugeladers dik en zijn de aders gevorkt aan de rand van de vleugel.

In de rustpositie worden de voorvleugels over de achtervleugels gebracht aan de bovenzijde van het achterlijf. Het achterlijf wordt zo beschermd door de vleugels. De achtervleugels van een vlinderhaft worden in rust slechts op de rugzijde gebracht en worden niet gevouwen. Soorten die overdag actief zijn spreiden hun voorvleugels in rust om te zonnebaden. Hierdoor wordt het lichaam opgewarmd en kunnen de insecten sneller vliegen.

De meeste netvleugeligen zijn aan te merken als zeer slechte vliegers. Ze maken onregelmatige fladderbewegingen en bewegen zich daarbij vrij langzaam, waardoor ze gemakkelijk uit de lucht kunnen worden geplukt. Vrijwel alle netvleugeligen zijn daarnaast niet in staat om snelle manoeuvres uit te voeren om bijvoorbeeld prooien te grijpen.[11]

Achterlijf

 src=
Het achterlijf wordt in rust schuin gehouden zodat het dier lijkt op een takje, afgebeeld is een onbekende soort in Bangalore, India.

Het achterlijf is groot en het is rond en langwerpig van vorm. Het achterlijf van de vrouwtjes is vaak dikker, zeker als ze eitjes dragen. Het achterlijf is duidelijk gesegmenteerd, ieder segment heet een buikplaat of sterniet aan de onderzijde en een rugplaat of tergiet aan de bovenzijde. Het achterlijf is relatief zacht en buigzaam. Bij de mannetjes is op de eerste, tweede of derde tergiet een uitsteeksel aanwezig, dat zowel enkelvoudig als gevorkt kan zijn. Bij de vrouwtjes ontbreken dergelijke structuren altijd.[8] De achterlijfspunt is het laatste lichaamssegment, hier zijn de geslachtsorganen gelegen. Bij mannetjes van een aantal soorten is de achterlijfspunt voorzien van twee kleine achterlijfsaanhangsels, de cerci. Bij de vrouwtjes ontbreken deze structuren.

Veel soorten vertonen een karakteristieke lichaamshouding in de rustpositie, het achterlijf wordt hierbij schuin omhoog gehouden. Dit doet enigszins denken aan de obeliskhouding die veel libellen vertonen als ze zich in de volle zon bevinden. De vleugels worden hierbij tegen de ondergrond gehouden, de vlinderhaft lijkt hierdoor enigszins op een takje.[10]

Onderscheid met andere insecten

Vlinderhaften zijn van alle vlinders te onderscheiden doordat ze vaak doorzichtige vleugels hebben. Vlinders hebben vrijwel altijd geheel gekleurde vleugels, waarbij de vleugels gepigmenteerde schubben dragen. Daarnaast hebben alle vlinderhaften zeer lange antennes en relatief grote ogen. Vlinderhaften hebben nooit een roltong of proboscis zoals vlinders. Van libellen zijn de vlinderhaften eenvoudig te onderscheiden omdat libellen borstelachtige antennes hebben die zeer klein zijn. De lange antennes van vlinderhaften vallen juist goed op. Daarnaast houden libellen hun vleugels gespreid in rust en hebben ze nooit een gespleten oog zoals de meeste vlinderhaften.

Gaasvliegen zijn aanmerkelijk kleiner dan de vlinderhaften en hebben altijd kraalachtige, ronde ogen die nooit gedeeld zijn. De vleugels worden in rust altijd boven het achterlijf gevouwen.

Van de haften (orde Ephemeroptera) zijn vlinderhaften het gemakkelijkst te onderscheiden. Haften hebben altijd langwerpige, draadachtige achterlijfsaanhangsels die bij de vlinderhaften ontbreken. Haften hebben ook zeer korte antennes en kleine, ongedeelde ogen.

Voortplanting en ontwikkeling

 src=
Paring van de soort Libelloides coccajus.

Vlinderhaften zijn vaak 's nachts actief, maar er zijn wel uitzonderingen. Alle soorten zijn goede vliegers, alle belangrijke levensstadia van de volwassen exemplaren vinden plaats terwijl ze vliegen. Zowel het vangen van een prooi als het opeten van de prooi vinden al vliegend plaats. Zelfs de paring vindt plaats in de lucht.

Sommige soorten vlinderhaften vormen groepen, ze komen in grote aantallen bij elkaar op planten.[12] De verschillende individuen verplaatsen zich van groep naar groep maar vertonen een voorkeur voor een bepaalde groep. Dergelijk gedrag is binnen de insecten vooral bekend van sommige vlinders, kevers en wantsen maar niet van carnivore roofinsecten zoals de vlinderhaften. Groepsvorming dient binnen de insecten om de predatiedruk te verlagen of om waterverlies te beperken, de reden van de groepsvorming van de vlinderhaften is echter niet precies bekend. De meeste roofinsecten gaan elkaar juist uit de weg. Naast het vormen van groepen op planten is ook zwermgedrag bekend.[13]

Vlinderhaften planten zich voort in de lente en zomer, de mannetjes en vrouwtjes paren al vliegend.[3] Van soorten uit het geslacht Haploglenius waargenomen dat ze een soort baltsgedrag vertonen. Ze laten een flapachtig uitsteeksel aan het achterlijf afwisselend op- en neer bewegen waardoor een lichtere vlek aan het achterlijf als een soort morse-apparaat kan worden gebruikt om visueel te communiceren.[13]

Ei

 src=
Eieren van een vlinderhaft.

De vrouwtjes zetten vaak op meerdere planten een legsel af, het totale aantal bestaat uit enkele tientallen tot ongeveer 100 eieren. Van vlinderhaften is bekend dat de vrouwtjes niet alleen bevruchte eitjes afzetten maar ook onbevruchte eitjes produceren. Deze onbevruchte eieren worden wel repagula genoemd en dienen om roofdieren van voedsel te voorzien zodat ze de bevruchte eieren met rust laten. Vrouwtjes van soorten uit het geslacht Ululodes zetten rijen eieren af waarbij de eerste en laatste eieren van de rij onbevrucht zijn en tevens bedekt zijn met een stof die mieren op afstand houdt.[13] Van sommige soorten is bekend dat de larven die uit het ei kruipen zich eerst te goed doen aan de onbevruchte eieren voordat ze zich verspreiden.[8] Dergelijke eieren dienen als voedselei.

De eieren zijn ovaal van vorm en hebben een harde schaal. De eieren hebben meestal een doorsnede van twee tot drie millimeter. Ze worden afgezet onder stenen of op planten. De eieren zijn nooit gesteeld zoals voorkomt bij andere netvleugeligen. De meeste vlinderhaften zetten de eieren af op stengels van planten zoals grassprieten. De eieren worden in de regel in twee rijen afgezet en hieraan is het legsel van een vlinderhaft vaak als zodanig te herkennen.

Larve

 src=
Larve van een soort uit het geslacht Suhpalacsa.

De larven zijn klein en rond van vorm, ze lijken totaal niet op de volwassen imago's.[14] De larven hebben van bovenaf bezien een eironde lichaamsvorm, ze hebben echter een sterk afgeplat lichaam. Aan de kop zijn twee lange cheliceren of kaken aanwezig, die langer zijn dan de kop zelf. Aan de binnenzijde van de kaken zijn rijen kleine tandjes aanwezig, evenals enkele vergrote tanden aan de binnenzijde van de kaken. Het aantal tanden kan verschillen maar het is er altijd meer dan één. De kaken kunnen bij sommige soorten in een hoek tot 270° omhoog worden gebracht.[15]

De larven zijn behaard en lijken sterk op de larven van mierenleeuwen. Ze maken echter geen valkuiltjes om over de bodem lopende insecten te vangen zoals de larven van mierenleeuwen. De larven van vlinderhaften zijn te onderscheiden doordat op ieder lichaamssegment aan weerszijden een vinger-achtig uitsteeksel aanwezig is dat naar buiten wijst. Deze uitsteeksels dienen om substraatdeeltjes vast te houden zodat de larve beter is gecamoufleerd. De larven van vlinderhaften hebben daarnaast altijd schutkleuren om zich aan het oog van vijanden te onttrekken.[16]

De larven blijven vaak enige dagen bij elkaar voordat ze zich verspreiden, ze blijven dan bij de eiomhulsels in de buurt. De larven kennen drie larvale stadia, die de instars worden genoemd. De stadia wisselen elkaar af door een vervelling. De larve werpt hierbij zijn oude huid af waarna een grotere larve in een nieuwe huid tevoorschijn komt. Het eerste instar is enkele millimeters lang, het tweede instar rond de vijf mm en het derde en laatste instar is ongeveer een centimeter lang.

Pop en imago

Aan het eind van het laatste larvale stadium vindt de verpopping plaats. Hierbij transformeert de ronde en platte larve naar een langwerpige maar rolronde vlinderhaft. De pop ontwikkelt zich altijd op de bodem tussen bladeren of stenen. De larve maakt eerst een coconnetje van substraatdeeltjes en spint hierin een zijden cocon. In deze cocon vindt uiteindelijk de verpopping plaats. Het kan afhankelijk van de soort weken tot maanden duren eer de pop uitsluipt.[10]

De volwassen vlinderhaft wordt wel de imago genoemd en alleen de imagines of volwassen dieren hebben vleugels. De volwassen vlinderhaft leeft hooguit enkele weken tot maanden.

Voedsel

Vlinderhaften jagen op andere vliegende insecten die in de vlucht worden gegrepen. De buitgemaakte prooi wordt vervolgens al vliegend opgegeten. Van alle insecten zijn alleen de libellen in staat om prooien te grijpen en op te eten terwijl ze vliegen. Andere roofinsecten die prooien al vliegend buitmaken landen eerst op een rustig plekje om de prooi op te eten. Een voorbeeld van een dergelijke groep zijn de roofvliegen (Asilidae), die tot de tweevleugeligen behoren.

Sommige soorten zijn overdag actief om te jagen, veel tropische soorten echter zijn schemer- of nachtactief, zij komen vaak af op kunstmatig licht.

Ook de larven zijn rovers die op andere dieren jagen. Ze gebruiken hun lange, wijd openstaande kaken om prooidieren te vangen.[6] Van sommige soorten is bekend dat de larven in groepen jagen.[1] De larven foerageren niet actief, daar zijn ze te langzaam voor. Ze zijn opportunistisch en wachten af tot een prooi in de buurt komt. Sommige soorten zijn op planten en bomen te vinden en door hun goede camouflage zijn ze nagenoeg onzichtbaar als ze op boomschors zitten. Als de prooi te dichtbij komt en de kaken aanraakt klappen deze dicht en wordt de prooi buitgemaakt. De larven kunnen prooien aan die veel groter zijn dan zijzelf.

Vlinderhaften worden gezien als nuttige insecten omdat ze vele vliegende insecten eten die op planten leven.

Vijanden en verdediging

Vijanden van vlinderhaften zijn voornamelijk vogels en andere insecteneters. De larven vallen ten prooi aan allerlei bodembewonende roofdieren.

Vlinderhaften kennen verschillende vormen van verdediging, de belangrijkste vorm is het simpelweg wegvluchten bij gevaar door op te vliegen en even verderop weer neer te strijken. Als ze direct worden bedreigd door een vijand wordt een muskus-achtige geurstof afgescheiden die dient om af te schrikken. Vlinderhaften zijn ondanks de soms felle kleuren nooit giftig, ze kunnen ook niet bijten of steken. De monddelen zijn te klein om de mensenhuid te doorboren. Door de gele en zwarte kleuren van sommige soorten en de onregelmatige maar snelle vlucht kunnen ze verward worden met limonadewespen.

De larven kunnen zich niet verdedigen tegen predatoren, ondanks de lange kaken. Ze zijn echter onopvallend en houden zich schuil onder stenen en onder boomschors. Van veel soorten is bekend dat de larven leven in omgevingen met kleine stukjes hout of zandkorrels. Deze blijven aan het dicht behaarde lichaam plakken waardoor de larve vaak bedekt is met substraatdeeltjes en moeilijk te zien is. Een dergelijke vorm van camouflage wordt ook gebruikt door de larven van de verwante mierenleeuwen. De larven van vlinderhaften hebben langwerpige, gekromde uitsteeksels aan de bovenzijde van het lichaam die dergelijke deeltjes nog beter kunnen vasthouden.

Indeling en taxonomie

 src=
Vlinderhaften zijn sterker verwant aan de mierenleeuwen (afgebeeld is Myrmeleon acer) dan aan andere netvleugeligen.

Vlinderhaften behoren tot de gevleugelde insecten (onderklasse Pterygota) met een volledige gedaanteverwisseling (superorde Endopterygota). Vlinderhaften behoren verder tot de netvleugeligen (Neuroptera), een groep van insecten die grote vleugels bezitten met een duidelijke vleugeladering waaraan de naam te danken is. Binnen de netvleugeligen worden de vlinderhaften verder verdeeld in de mierenleeuwachtigen en ze zijn dus verwant aan de mierenleeuwen (Myrmeleontidae). Desondanks werd de groep vanwege de gelijkenis van een aantal soorten met sommige vlinders tot de vlinders (Lepidoptera) gerekend.[3]

De groep werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Jules Pierre Rambur in 1842. Veel soorten die behoren tot de vlinderhaften zijn voor het eerst wetenschappelijk beschreven door de Nederlandse natuuronderzoeker Herman Willem Van der Weele (1879 - 1910). Van der Weele beschreef bijna 20 procent van alle soorten uit de onderfamilie Haplogleniinae. Het onderzoek naar de netvleugeligen van Van der Weele werd door de Spaanse entomoloog Longinos Navás geëerd toen hij in 1909 de soort Idricerus weelei beschreef. De wetenschappelijke soortnaam weelei is vernoemd naar Van der Weele.[15]

Er zijn wereldwijd ongeveer 430 verschillende soorten vlinderhaften. Daarnaast zijn er enkele uitgestorven soorten bekend, zoals Ascaloptynx oligocenica.[15] De vlinderhaften zijn relatief gezien een kleine familie vergeleken met de bekendere groepen van de netvleugeligen -zoals de gaasvliegen (1200 soorten) en de mierenleeuwen (2000 soorten).

Er zijn drie onderfamilies, de Ascalaphinae is de grootste onderfamilie met ongeveer 340 soorten. De onderfamilie Haplogleniinae telt 95 verschillende soorten en is de op een na grootste groep. De derde onderfamilie ten slotte, Albardiinae, wordt slechts vertegenwoordigd door een enkele soort; Albardia furcata. Deze laatste soort komt alleen voor in Brazilië en heeft duidelijk kortere antennes en geen rand op de ogen. De Haplogleniinae hebben geen rand door het oog maar ze hebben wel lange antennes. De onderfamilie Ascalaphinae is de grootste groep, alle vertegenwoordigers hebben lange antennes en hebben een rand door de ogen. Uit onderzoek blijkt dat de Haplogleniinae parafyletisch zijn, de vertegenwoordigers van deze onderfamilie stammen af van de Ascalaphinae. Ook blijkt dat de monotypische onderfamilie Albardiinae een zeer primitieve groep is. Ten slotte weet men tegenwoordig dat alle vlinderhaften sterk verwant zijn aan de Stilbopteryginae, dit is een onderfamilie van de familie mierenleeuwen (Myrmeleontidae).[15]

Omdat deze twee groepen zo sterk aan elkaar verwant zijn wordt ook wel geopperd om de familie Stilbopterygidae te gebruiken, waar de onderfamilie Albardiinae dan onder valt. De Stilbopterygidae zou dan een zustergroep worden van de mierenleeuwen en de vlinderhaften.[17]

Onderfamilies van vlinderhaften Naam Soorten Verspreiding Kenmerken Albardiinae
Weele, 1908 1 Soort Brazilië Korte voelsprieten, geen rand door de ogen. Ascalaphinae
Rambur, 1842 Ongeveer 335 soorten Wereldwijd Lange voelsprieten, geen rand door de ogen. Haplogleniinae
Newman, 1853 Ongeveer 95 soorten Wereldwijd, behalve Europa en Australië Lange voelsprieten, wel een rand door de ogen.

Externe link

Bronvermelding

Referenties

  1. a b Lekturama, De fantastische wereld van het kleine - Insecten, De geheimen der dierenwereld, Pagina 209, 210.
  2. H. Bellmann & W.R.B. Heitmans, Insecten van Europa - Vlinderhaften.
  3. a b c d Bernhard Grzimek, Het leven der dieren Deel II: Insecten, Uitgeverij Het Spectrum, Antwerpen, 1970, Pagina 349 - 350. ISBN 90 274 8621 2.
  4. Roland Dobosz, What species of owlflies (Neuroptera: Ascalaphidae), an extinct family in Poland, have occurred in Poland in the past?.
  5. Australian Museum - Dr David Britton, Life history of an Owlfly.
  6. a b c George G. McGavin, Insecten en spinnen, Het Capitool, 2010, Pagina 81. ISBN 978 90 475 1002 4.
  7. H. Bellmann EN W.R.B. Heitmans, 'Libelloides coccajus Gearchiveerd op 2014-11-05.
  8. a b c Uitgeverij Brill - T. R. New, The Neuroptera of Malesia (2003).
  9. Karl Kral, Ultraviolet vision in European owlflies (Neuroptera: Ascalaphidae): a critical review.
  10. a b c University of Florida Entomology and Nematology - Gloria Trujillo, Neuroptera: Ascalaphidae.
  11. Frank Lowenstein & Shery Lechner, Bugs, Könemann, 1999, Pagina 86. ISBN 3 8290 3689 2.
  12. Arlindo Gomes-Filho, Aggregation Behavior in the Neotropical Owlfly Cordulecerus alopecinus (Neuroptera: Ascalaphidae).
  13. a b c John L. Capinera, Encyclopedia of Entomology, Volume 2.
  14. Davide Bandano & Roberto Antonio Pantaleoni, The Larvae of European Ascalaphidae (Neuroptera).
  15. a b c d Joshua R. Jones, Haplogleniinae (entire-eyed owlflies).
  16. Redactie Elsevier Nederland, Elseviers Wereld der Dieren - Insecten (1970), Uitgeverij Elsevier, 1970, Pagina 92, 93. ISBN 90 10 00116 4.
  17. Biolib, Stilbopterygidae.

Bronnen

  • (nl) - Lekturama - De geheimen der dierenwereld; De fantastische wereld van het kleine - Insecten - Pagina 209, 210 - Uitgeverij Lekturama
  • (nl) - Bernhard Grzimek - Het leven der dieren Deel II: Insecten - Pagina 349, 350 - Uitgeverij Het Spectrum, Antwerpen - 1970 - ISBN 9027486212
  • (nl) - Redactie Elsevier Nederland - Elseviers Wereld der Dieren - Insecten (1970) - Pagina 92, 93 - Uitgeverij Elsevier - ISBN 9010001164
  • (nl) - George G. McGavin - Insecten en spinnen (2010) - Pagina 81 - Het Capitool - ISBN 9789047510024
  • (en) - Karl Kral - Ultraviolet vision in European owlflies (Neuroptera: Ascalaphidae): a critical review - Website
  • (nl) - H. Bellmann & W.R.B. Heitmans - Insecten van Europa - Vlinderhaften - Website
  • (en) - Davide Bandano & Roberto Antonio Pantaleoni - The Larvae of European Ascalaphidae (Neuroptera) - Website
license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia-auteurs en -editors
original
visit source
partner site
wikipedia NL

Vlinderhaften: Brief Summary ( Dutch; Flemish )

provided by wikipedia NL

Vlinderhaften, ook wel bastaardlibellen of libelgaasvliegen (Ascalaphidae) zijn een familie van insecten uit de orde netvleugeligen (Neuroptera). Er zijn ongeveer 430 soorten bekend, verdeeld in drie onderfamilies.

Vlinderhaften worden in vergelijking met andere vliegende insecten vrij groot en hebben lange vleugels waarmee ze snel kunnen vliegen. Tropische soorten lijken vaak op libellen vanwege de smalle en transparante vleugels. Deze zijn bij sommige soorten driehoekig van vorm en hebben gekleurde vlakken zodat de haften aan vlinders doen denken. Veel Europese soorten hebben dergelijke bonte kleuren en worden hier beschouwd als de mooiste netvleugelige insecten.

Vlinderhaften leven in warme gebieden en zijn als volwassen insect alleen actief in de zomer. De larven en de volwassen exemplaren zijn carnivoor en jagen op andere insecten. De volwassen dieren zijn goede vliegers die hun prooien in de lucht vangen en opeten. Ze worden beschouwd als nuttige insecten omdat ze veel planteneters opruimen. Vlinderhaften zijn in Europa aangetroffen tot in delen van zuidelijk Duitsland, ze komen niet voor in België en Nederland.

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia-auteurs en -editors
original
visit source
partner site
wikipedia NL

Sommerfuglnettvinger ( Norwegian )

provided by wikipedia NO

Sommerfuglnettvinger (Ascalaphidae) er en familie av nettvinger. Det er ingen norske arter.

Utseende

De har bitende munndeler og to par vinger som ofte er ganske like hverandre. Sommerfuglnettvingene er stort sett middelsstore til store (forvingens lengde 15–60 mm) og (til nettvinger å være) temmelig kraftige med store, brede hoder. De fleste artene er tydelig hårete. Det norske navnet har de fått fordi de, i likhet med dagsommerfugler, har lange antenner med en klubbe ytterst. Vingene er vanligvis nokså smale og ligner øyenstikkervinger, de har ofte gule, røde eller svarte felt ved siden av de glassklare partiene. Ulikt de fleste andre nettvinger folder de ikke vingene tett sammen over kroppen når de setter seg. Når de hviler, sitter de nesten alltid med hodet ned.

 src=
En voksen Ascalaphidae. Merk de lange, klubbeformede antennene og vingenes stilling.

Larvene har en kort og tykk, mer eller mindre pæreformet kropp, et stort, firkantet hode og lange, sigdformede kjever med flere tenner på innersiden.

Liv og utvikling

Sommerfuglnettvinger har fullstendig forvandling og må gjennom et puppestadium før de blir kjønnsmodne (imago). De finnes på gresskledte steder og i åpen, tørr skog. Eggene, som er store uten stilk, legges i klynger på 20-75 på kvister. Hunnene av de amerikanske artene i familien legger noen mindre, ubefruktede egg rundt de befruktede eggene legger. Disse kan tjene som et vern for de befruktede eggene (ved at de inneholder giftstoffer?) eller som næring for de nyklekte larvene. Denne atferden er ukjent mellom artene i den Gamle verden. Larvene holder seg gjerne samlet rundt eggklyngen de første dagene etter klekkingen før de sprer seg. De er rovdyr som enten lever blant løvverket i trær eller nede på bakken. Siden de nesten mangler bein, sitter de mest stille og venter på at et passende bytte skal passere innen rekkevidde. De sitter med vidåpne kjever, hos noen kan kjevene åpnes til en 270 graders vinkel, disse klapper sammen rundt byttet. Byttet blir lammet av giftstoffer som utskilles fra tarmen. De larvene som lever på bakken, kamuflerer seg ofte med sandkorn eller planterester. Larven kan overleve lenge uten mat og utviklingen kan ta to år. De voksne insektene flyr mest i skumringen eller om natten, men flere av de europeiske artene er dagaktive. De har en ganske rask og rettlinjet flukt, svært ulik den flagrende flukten til de fleste andre nettvinger. De voksne insektene er rovdyr som jakter på flygende insekter på samme måte som øyenstikkere.

Utbredelse

Sommerfugelnettvinger finnes bare der det er et varmt klima. I Europa forekommer de nord til det sørlige Tyskland og Polen. Familien oppgis også å være funnet på Island, men dette må dreie seg om en feil eller om innførte dyr.

Systematisk inndeling

Det er ingen norske arter.

Et latinsk familienavn ender med ...idae, og et navn på en overfamilie på ...oidea.

Treliste

Eksterne lenker

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia forfattere og redaktører
original
visit source
partner site
wikipedia NO

Sommerfuglnettvinger: Brief Summary ( Norwegian )

provided by wikipedia NO

Sommerfuglnettvinger (Ascalaphidae) er en familie av nettvinger. Det er ingen norske arter.

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia forfattere og redaktører
original
visit source
partner site
wikipedia NO

Żupałkowate ( Polish )

provided by wikipedia POL
Commons Multimedia w Wikimedia Commons

Żupałkowate (Ascalaphidae) – rodzina dużych lub średniej wielkości owadów z rzędu sieciarek (Neuroptera) blisko spokrewniona z mrówkolwowatymi (Myrmeleontidae). Obejmuje 400–450 współcześnie żyjących gatunków rozprzestrzenionych po całym świecie. Większość z nich występuje w strefie tropikalnej i subtropikalnej.

W rodzinie Ascalaphidae wyróżniono około 65 rodzajów zgrupowanych w podrodzinach[2]:

Typem nomenklatorycznym rodziny jest rodzaj Ascalaphus.

Do Albardiinae zaliczany jest tylko jeden gatunek Albardia furcata występujący w Brazylii. Pozostałe dwie podrodziny, różniące się głównie budową oczu, są szeroko rozprzestrzenione, przy czym większość znanych gatunków żupałkowatych zaliczono do podrodziny Ascalaphinae.

Wyglądem i sposobem polowania żupałkowate przypominają ważki, z tą różnicą, że czułki żupałkowatych są wyraźnie dłuższe i zazwyczaj buławkowato zakończone. Jedynie Albardiinae mają krótkie czułki. Larwy żupałkowatych są podobne do larw mrówkolwowatych[2].

Sieciarki zaliczane do tej rodziny mają szeroką głowę, bardzo duże oczy, u Ascalaphinae podzielone poprzecznie na dwie części, oraz cienkie czułki. Większość jest mocno owłosiona. Ich cykl rozwojowy trwa 1–2 lata[3]. Są wśród nich liczne gatunki sprawnie latających, niewybrednych drapieżców. U niektórych stwierdzono zdolność widzenia w zakresie ultrafioletu.

Jeden gatunek z tej rodziny (Libelloides macaronius) został zaliczony do fauny Polski, ale informacja ta, pochodząca z 1919 roku, wobec braku dokładnej lokalizacji[3] podawana jest w wątpliwość[4]. Nie stwierdzono również późniejszych wystąpień tej sieciarki na obszarze Polski.

 src= Zobacz też: Owady Polski.

Przypisy

  1. Ascalaphidae, w: Integrated Taxonomic Information System (ang.).
  2. a b T. R. New: The Neuroptera of Malesia. Brill, 2003, s. 204, seria: Fauna Malesiana Handbooks. ISBN 90-04-12497-7.
  3. a b Fauna Polski - charakterystyka i wykaz gatunków. Bogdanowicz W., Chudzicka E., Pilipiuk I. i Skibińska E. (red.). T. II. Warszawa: Muzeum i Instytut Zoologii PAN, 2007, s. 287. ISBN 978-83-881470-7-4.
  4. R. Dobosz. What species of owlflies (Neuroptera: Ascalaphidae), an extinct family in Poland, have occurred in Poland in the past?. „Fragmenta Faunistica”. 52 (2), s. 99-103, 2009.
license
cc-by-sa-3.0
copyright
Autorzy i redaktorzy Wikipedii
original
visit source
partner site
wikipedia POL

Żupałkowate: Brief Summary ( Polish )

provided by wikipedia POL

Żupałkowate (Ascalaphidae) – rodzina dużych lub średniej wielkości owadów z rzędu sieciarek (Neuroptera) blisko spokrewniona z mrówkolwowatymi (Myrmeleontidae). Obejmuje 400–450 współcześnie żyjących gatunków rozprzestrzenionych po całym świecie. Większość z nich występuje w strefie tropikalnej i subtropikalnej.

W rodzinie Ascalaphidae wyróżniono około 65 rodzajów zgrupowanych w podrodzinach:

Albardiinae Ascalaphinae Haplogleniinae

Typem nomenklatorycznym rodziny jest rodzaj Ascalaphus.

Do Albardiinae zaliczany jest tylko jeden gatunek Albardia furcata występujący w Brazylii. Pozostałe dwie podrodziny, różniące się głównie budową oczu, są szeroko rozprzestrzenione, przy czym większość znanych gatunków żupałkowatych zaliczono do podrodziny Ascalaphinae.

Wyglądem i sposobem polowania żupałkowate przypominają ważki, z tą różnicą, że czułki żupałkowatych są wyraźnie dłuższe i zazwyczaj buławkowato zakończone. Jedynie Albardiinae mają krótkie czułki. Larwy żupałkowatych są podobne do larw mrówkolwowatych.

Sieciarki zaliczane do tej rodziny mają szeroką głowę, bardzo duże oczy, u Ascalaphinae podzielone poprzecznie na dwie części, oraz cienkie czułki. Większość jest mocno owłosiona. Ich cykl rozwojowy trwa 1–2 lata. Są wśród nich liczne gatunki sprawnie latających, niewybrednych drapieżców. U niektórych stwierdzono zdolność widzenia w zakresie ultrafioletu.

Jeden gatunek z tej rodziny (Libelloides macaronius) został zaliczony do fauny Polski, ale informacja ta, pochodząca z 1919 roku, wobec braku dokładnej lokalizacji podawana jest w wątpliwość. Nie stwierdzono również późniejszych wystąpień tej sieciarki na obszarze Polski.

 src= Zobacz też: Owady Polski.
license
cc-by-sa-3.0
copyright
Autorzy i redaktorzy Wikipedii
original
visit source
partner site
wikipedia POL

Fjärilsländor ( Swedish )

provided by wikipedia SV

Fjärilsländor (Ascalaphidae) är en familj i insektsordningen nätvingar som innehåller omkring 400 kända arter.

Kännetecken

Fjärilsländor är medelstora till ganska stora nätvingar med långa antenner med klubblik spets. En del arter, som Libelloides coccajus, har brokigt svart- och gulfärgade vingar, något som gör att de påminner om fjärilar. De flesta arter har dock klara, genomskinliga vingar och påminner då till utseendet något mer om trollsländor, förutom de långa och klubbförsedda antennerna.

Utbredning

Fjärilsländor förekommer främst i tropiska eller subtropiska områden, men finns även i mildare tempererat klimat. I Sverige finns ingen art ur denna familj.

Levnadssätt

Fjärilsländor är rovdjur både som larver och imago. De fullbildade insekterna jagar i luften och tar andra, mindre flygande insekter, medan larverna som lever på marken livnär sig på mindre marklevande ryggradslösa djur, som myror.

Larverna påminner till utseendet om de nära besläktade myrlejonsländornas larver, de så kallade myrlejonen, men har ett bredare och mer hjärtformat huvud och särskilda utskott längs sidan. Fjärilsländornas larver gräver heller ingen fångstgrop som myrlejonen.

Systematik

Familjen fjärilssländor omfattar tre underfamiljer (varav två är uppdelada i flera tribus) samt sammanlagt 14 släkten:[1]

Underfamilen Albardiinae van der Weele, 1908
Underfamiljen Ascalaphinae Lefèbvre, 1842

Tribus Acmonotini

Tribus Hybrisini

Tribus Suhpalacsini van der Weele, 1908

Tribus Ululodini van der Weele, 1908

Underfamiljen Haplogleniinae Newman, 1853

Tribus Haplogleniini Newman, 1853

Tribus Verticillicerini Orfila, 1949

Källor

Noter

  1. ^ [a b] Standard Report Page: Ascalaphidae (på engelska). ITIS. 1997. http://www.itis.gov/servlet/SingleRpt/SingleRpt?search_topic=TSN&search_value=115094. Läst 11 september 2014.

Tryckta källor

  • Sandhall, Åke; Norling, Ulf; Svensson, Bo W. (1977). Sländor: naturguide i färg om sländornas utseende, utveckling, levnadssätt och beteenden. Västerås: Ica Bokförlag. ISBN 91-534-0417-3

Externa länkar

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia författare och redaktörer
original
visit source
partner site
wikipedia SV

Fjärilsländor: Brief Summary ( Swedish )

provided by wikipedia SV

Fjärilsländor (Ascalaphidae) är en familj i insektsordningen nätvingar som innehåller omkring 400 kända arter.

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Wikipedia författare och redaktörer
original
visit source
partner site
wikipedia SV

Аскалафы ( Russian )

provided by wikipedia русскую Википедию
У этого термина существуют и другие значения, см. Аскалаф.
 src=
Самка Ascalaphus sinister
 src=
Ascalaphidae sp., Индия

Аскала́фы[1], или булавоу́ски[2] (лат. Ascalaphidae), — семейство насекомых из отряда сетчатокрылых (Neuroptera). По всему миру существует около 400 видов, из которых в Европе встречаются лишь пятнадцать. Название дано в честь Аскалафа — персонажа древнегреческой мифологии, сына бога Ареса и Астиохи, вождя племени минийцев, по легенде сражавшихся под Троей[3].

Внешний вид

Аскалафы — довольно крупные насекомые. Являются близкими родственниками муравьиных львов, и многие виды аскалафов внешне на них очень похожи. Главное отличие аскалафов — длинные, нитеобразные усики с булавой на кончике; у муравьиных львов же они более короткие и толстые. Длина тела достигает 25–30 мм, размах крыльев — 35–55 мм. Примечателен густой волосяной покров торакса. У многих видов аскалафов широкие пятнистые крылья, придающие им сходство с бабочками. Относительно крупные фасеточные глаза у всех европейских видов разделены надвое.

Личинки также напоминают личинок муравьиных львов. Голова личинок аскалафов, в отличие от муравьиных львов, сердцеобразной формы, а на груди и задней части тела по бокам есть небольшие наросты.

Поведение

Имаго аскалафов активны в дневное и сумеречное время и отлично летают. Питаются они прежде всего другими насекомыми, которых ловят в воздухе. Личинки также ведут хищнический образ жизни и зачастую прячутся в траве или под камнями, выжидая добычу, но не строя воронок. Все европейские виды проходят, по-видимому, двухлетний цикл развития; зимует личинка.

Классификация

Подсемейства

Ископаемые виды

Распространённые виды

Для СССР указывалось 12 видов из 4 родов, в том числе для Европейской части 4 вида.[1]

Литература

  • Ekkehard Wachmann, Christoph Saure: Netzflügler, Schlamm- und Kamelhalsfliegen, Naturbuch-Verlag, Augsburg 1997, ISBN 3-89440-222-9.

Примечания

  1. 1 2 Определитель насекомых европейской части СССР. Т. IV. Большекрылые, верблюдки, сетчатокрылые, скорпионовые мухи и ручейники. Шестая часть. //(Вшивкова Т. С. и др.) / под общ.ред. Г.С. Медведева. — Ленинград: «Наука», 1987. — С. 89—91. — 200 с. — (Определители по фауне СССР, издаваемые Зоологическим институтом АН СССР; вып.153.). — 2650 экз.
  2. Горностаев Г. Н. Насекомые СССР. — М.: Мысль, 1970. — 372 с. — (Справочники-определители географа и путешественника).
  3. аскалаф// Мифологический словарь/ Гл. ред. Е. М. Мелетинский. — М.:Советская энциклопедия, 1990. — 672 с.
license
cc-by-sa-3.0
copyright
Авторы и редакторы Википедии

Аскалафы: Brief Summary ( Russian )

provided by wikipedia русскую Википедию
У этого термина существуют и другие значения, см. Аскалаф.  src= Самец Libelloides coccajus  src= Самка Ascalaphus sinister  src= Ascalaphidae sp., Индия

Аскала́фы, или булавоу́ски (лат. Ascalaphidae), — семейство насекомых из отряда сетчатокрылых (Neuroptera). По всему миру существует около 400 видов, из которых в Европе встречаются лишь пятнадцать. Название дано в честь Аскалафа — персонажа древнегреческой мифологии, сына бога Ареса и Астиохи, вождя племени минийцев, по легенде сражавшихся под Троей.

license
cc-by-sa-3.0
copyright
Авторы и редакторы Википедии

蝶角蛉科 ( Chinese )

provided by wikipedia 中文维基百科
Subfamilies

and see text

蝶角蛉科,又称长角蛉科(学名:Ascalaphidae)是脈翅目下的一科昆虫,外形很像蜻蜓,眼睛很大且鼓出,触角长,末端膨大,呈球杆状。它们是苍蝇的远亲,跟蜻蜓豆娘的关系更远。它们通常体长5厘米,捕食日行或黄昏出没的昆虫。

描述

蝶角蛉容易与蜻蜓区别,因为后者有短且硬毛般的触角。其近亲蚁蛉有短,弱杵状触角,较小的眼睛,完全不一样的翅脉。[1]蝶角蛉科除了一个物种之外,其余昆虫都是长触角,很容易区分。唯一的例外是巴西的Albardia furcata,其触角短,但是非常强壮,并且其典型的网纹翅脉显示了它们之间的联系。

生态和生命周期

蝶角蛉科成虫以其他昆虫为食。当受到干扰时,一些蝶角蛉会释放出一种气味强烈的类似麝香的化学物质震慑敌人。在新大陆的很多物种在黎明和日落时最活跃,可以通过灯光收集。白天,成虫栖息在植物的茎和嫩枝上,身体、腿和触角压在枝叶上。一些物种的腹部突出,看起来像一段破碎的树枝。很多旧大陆的物种在白天最活跃,其颜色也较亮,有些甚至可以像蜻蜓一样张开翅膀休息,也许是拟态一种方式,因为蜻蜓是具有攻击性的捕食者。大部分蝶角蛉体长5厘米(2英寸)。[2]蝶角蛉分布在全球,在北美洲,主要是南部地区。

蝶角蛉产卵在嫩枝上或者石头下。幼虫趴在地上或植被,覆盖杂物,等待猎物。它们在枯枝落叶或土壤里化蛹,形状类似蚕茧。[3]

参考资料

  1. ^ John L. Foltz. Neuroptera: Ascalaphidae. ENY 3005 Family Identification. University of Florida. August 10, 2004 [July 14, 2010]. (原始内容存档于2010年6月1日). 引文格式1维护:日期与年 (link)
  2. ^ Brooke Saad & Lindsey Pickens. Ululodes quadrimaculatus, "owlfly". Clemson University. 2004 [April 24, 2008]. (原始内容存档于2008年10月12日).
  3. ^ Family Ascalaphidae - Owlflies. BugGuide. September 19, 2006 [April 24, 2008].
 title=
license
cc-by-sa-3.0
copyright
维基百科作者和编辑

蝶角蛉科: Brief Summary ( Chinese )

provided by wikipedia 中文维基百科

蝶角蛉科,又称长角蛉科(学名:Ascalaphidae)是脈翅目下的一科昆虫,外形很像蜻蜓,眼睛很大且鼓出,触角长,末端膨大,呈球杆状。它们是苍蝇的远亲,跟蜻蜓豆娘的关系更远。它们通常体长5厘米,捕食日行或黄昏出没的昆虫。

license
cc-by-sa-3.0
copyright
维基百科作者和编辑

ツノトンボ ( Japanese )

provided by wikipedia 日本語
ツノトンボ科 Libelloides coccajus 分類 : 動物界 Animalia : 節足動物門 Arthropoda : 昆虫綱 Insecta : アミメカゲロウ目 Neuroptera : ツノトンボ科 Ascalaphidae 下位分類群 本文参照

ツノトンボ(角蜻蛉)は脈翅目ツノトンボ科(Ascalaphidae)の昆虫の総称、またはその一種 Hybris subjacens Walker をさす。

ツノトンボ科 Ascalaphidae[編集]

全体としてはトンボ目の昆虫に形状が似ているが、小さく色も黄色で多毛なのでトンボとはかなり違った印象を与える。長くて先の膨らんだ特徴的な触角を持つ。前翅より後翅のほうが小さく、トンボ科の昆虫に似ている。また毛を多く持つものが多い。トンボとは異なり、翅を斜め後ろ、下向きに伏せるように畳む。

幼虫はアリジゴクに似るが、すり鉢状の巣を作らず、石の下などに生息している。

分類[編集]

Ascalaphus
キバネツノトンボ
Hybris
ツノトンボ
Protidricerus
オオツノトンボ

ツノトンボ Hybris subjacens Walker[編集]

成虫の体長は30~35mmほどで、胸と腹の間がくびれているのが目立つ。黄色と黒を基調としている。メスは腹部の節が赤褐色、オスでは黄色で縁取られている。他のツノトンボ科の昆虫よりは短く、少ない。

関連項目[編集]

 src= ウィキメディア・コモンズには、ツノトンボ科に関連するカテゴリがあります。
 title=
license
cc-by-sa-3.0
copyright
ウィキペディアの著者と編集者
original
visit source
partner site
wikipedia 日本語

ツノトンボ: Brief Summary ( Japanese )

provided by wikipedia 日本語

ツノトンボ(角蜻蛉)は脈翅目ツノトンボ科(Ascalaphidae)の昆虫の総称、またはその一種 Hybris subjacens Walker をさす。

license
cc-by-sa-3.0
copyright
ウィキペディアの著者と編集者
original
visit source
partner site
wikipedia 日本語